Nikwi, 25 (3)
Jij bent toch die Chinees van de snackbar?” Nee, dat ben ik niet. Ben ik dan een ‘gewone Nederlander’? Nee, ik ben wel anders. Mijn moeder was niet negen maanden zwanger van mij en ze heeft mij pas gekregen toen ik zes maanden oud was. Maakt dat hen minder mijn ouders? Zeker niet. Ze hebben mij opgevoed met warmte, liefde, eten, onderdak en met de veiligheid die ze konden bieden. Maar waarom word ik dan vergeleken met de Chinees van de snackbar? Ik beschouw mezelf niet tot het ras: Chinees. Anderen denken daar klaarblijkelijk anders over. Voor sommige hoor ik tot het ras: Nederlander. En dat is prettig, want daar vind ik mijzelf ook het meest passend in. Ik ben opgegroeid in Nederland, ik praat Nederlands, ik respecteer en erken de cultuur en ik volg de normen en waarden van Nederland. Wat ontbreekt er dan nog? Oh, juist ja. Mijn uiterlijk. Daarmee kom ik gelijk op het meest pijnlijke punt van dit onderwerp: acceptatie. Ik kon toen ik 10 jaar oud was niet accepteren dat ik een Chinees uiterlijk had en dat achtervolgde mij. Ik werd gepest met: vieze Chinees, kut spleetoog en bamibal. Ik had nul erkenning voor mijn uiterlijk. Ik haatte mezelf, want iedereen om mij heen deed dat kennelijk ook. Gelukkig werd ik ouder en begreep ik meer dat het lag aan de mensen om mij heen die kortzichtig waren. Ik leerde een Chinees kennen, Sheng. Hij heeft mij op mijn 16e geleerd om trots te zijn waar ik vandaan kom. Het heeft mij erg geholpen om inderdaad deze trots te kweken en blij te zijn met mijn uiterlijk. Ik ben nu 25 en krijg af en toe voornamelijk wat racistische opmerkingen naar mijn hoofd. Door mijn manier van kijken naar mezelf, voel ik mij minder aangevallen. En ga ik sneller het gesprek aan, dan vertel ik dat iets mij emotioneel kwetst of dat ik niet gediend ben van bepaalde opmerkingen. Het helpt. Mensen luisteren en geven vaak aan dat ze het zeker niet bedoelde zoals het bij mij binnenkwam. Of ze bieden hun excuses aan.