Kiona, 20

Kiona, 20

Ik ben een banaan, zoals Pete Wu in zijn boek “De Bananengeneratie” uitlegt: geel van buiten en wit van binnen. Ik ben geboren in China, maar opgegroeid in Nederland. 
 
Bijna mijn hele leven probeerde ik mijn Chinees-zijn te vermijden, mede door de negatieve stereotypen over Chinezen. Ook heb ik mijn Chinees-zijn vaak ontkend, omdat ik mij altijd Nederlands heb gevoeld. Ik eet liever stamppot dan rijst, ik spreek vloeiend Nederlands, maar bijna geen enkel woord Chinees, ik fietste elke dag kilometers door weer en wind naar school… oh, en ik heb twee witte Nederlandse ouders: ik ben namelijk geadopteerd. 
 
Ondanks dat ik mij altijd Nederlands voelde, word ik soms toch ineens geconfronteerd met mijn niet-Nederlandse uiterlijk. Dit komt door mensen die met oprechte interesse vragen naar mijn roots, maar dit gebeurt ook vaak door onbekenden die het nodig vinden om indruk te maken op hun vrienden ten koste van een ander en proberen ‘grappig’ te zijn. Denk bijvoorbeeld aan groepjes scholieren die “Chinees” of “Ní 
hǎo” roepen (nee, “Ní hǎo” wordt niet geroepen om mij te begroeten in ‘mijn eigen taal’). Zulke uitingen komen uit het niets en voelen aan als een stomp in mijn maag. 
 
In mijn eerste tekening heb ik de fietstocht-situatie geschetst, welbekend voor velen met een Oost-Aziatisch uiterlijk in Nederland. Je bent rustig aan het trappen, totdat er ineens “Hé, een Chinees!” wordt geroepen, opgevolgd met gelach (vaak door de ‘grappenmaker’ zelf). 
 
“Ik ben niet Chinees, ik ben opgegroeid in Nederland en heb een Nederlands paspoort”, denk ik dan. Toch doet het pijn als een stomp in je maag. 
 
In mijn tweede tekening wil ik duidelijk maken dat de confrontatie met ons niet-Nederlandse uiterlijk zomaar uit de lucht kan komen vallen. Ook laat het zien dat zulke uitspraken niet alleen worden gedaan door jongeren, maar ook door volwassenen.